Soms ligt de glimlach gewoon op straat…
Twee vijftigplus mannen staan vanmorgen bij de pont. Hippe outfit. Mooie racefietsen bij zich maar ook een beginnend buikje. Fietsliefhebbers die ook van een hapje en een drankje houden.
Hmmm… herkenbaar zeg maar…
Trots staan ze tegen elkaar op te scheppen op de high-tech spulletjes op hun fiets. De één heeft iets van ergonomische gripvlakken op de handvatten.
De andere heeft het over draadloze schakelsystemen. De ander daar weer overheen over zelfdenkende tandwielen.
Geloof me, ik vind fietsen ook leuk. Heb een hele knappe Merida met alles erop en eraan maar dit gaat mijn petje ver en ver te boven.
Inmiddels komt een tanige oude baas bij de pont aan. Zijn lijf zonder ook maar één grammetje vet. Kuiten als mijn bovenbenen. Ik zag hem daar eerder.
Hij vertelde toen dat hij 84 was, maar nog steeds een paar honderd kilometer per week wegtrapte. Zeker sinds zijn vrouw er niet meer is.
Gewoon een bidon met kraanwater. Boterham met kaas in zijn fietstrui en een banaantje op de pont. Die vaart inmiddels.
Zijn fiets komt nog uit de tijd dat Jan Janssen nog aan de top stond en misschien nog wel ver daarvoor. Zo ook zijn outfit. Vale kleuren. Opzichtige kabels aan zijn fiets. Bedieningshandels van derailleur gewoon op de schuine buis van het frame ipv op het stuur en ouderwetse handremmetjes aan de beugels.
Hij hoort het verhaal van de twee vijftigplussers aan en schudt zijn hoofd een beetje.
Die hebben het inmiddels over voedingssupplementen en hun carbon frames die wel een paar honderd gram lichter zijn dan hun vorige fiets.
Dat zou nogal schelen bij het naar boven klimmen van de Cauberg.
De pont is inmiddels bijna aan de overkant.
De kranige ouwe baas stopt zijn fietsschoenen in ouderwetse touclips, geeft mij een knipoog.
Tegen de mannen met het buikje….
‘Je kan natuurlijk ook gewoon een paar kilo afvallen. Moet je eens kijken hoe hard je tegen die Cauberg op fietst, dan heb je die dure carbonfietse ook niet nodig….
Goedemorgen mannen….’
En weg was hij. Twee fanatici met een open mond achterlatend…..
Mij met een vette glimlach.
Leuk begin van de dag zo….
Verhalen over het leven met een lach en een traan, het feest van opa zijn en natuurlijk over hardlopen.
donderdag 28 september 2017
maandag 25 september 2017
Clowns die niet echt zijn
In het circus van het leven
Tref je af en toe een clown
Van de ene ga je lachen
Van de ander word je down
Ze dragen allemaal een masker
Je weet nooit echt, wie heb ik voor?
De één die kan wel alles spelen
De ander heb je heel snel door
Soms dan valt de maskerade
Zo ineens heel onverwacht
Is die ene joviale
Plotseling anders dan je dacht
Clowns zijn altijd iemand anders
Spelen steeds een andere rol
Maar een leven lang acteren
Houdt geen enkele clown echt vol
In het circus van het leven
Zijn ze goed en zijn ze slecht
En af en toe tref je er eentje
Dan zie je zo, die is niet echt.
cs
Tref je af en toe een clown
Van de ene ga je lachen
Van de ander word je down
Ze dragen allemaal een masker
Je weet nooit echt, wie heb ik voor?
De één die kan wel alles spelen
De ander heb je heel snel door
Soms dan valt de maskerade
Zo ineens heel onverwacht
Is die ene joviale
Plotseling anders dan je dacht
Clowns zijn altijd iemand anders
Spelen steeds een andere rol
Maar een leven lang acteren
Houdt geen enkele clown echt vol
In het circus van het leven
Zijn ze goed en zijn ze slecht
En af en toe tref je er eentje
Dan zie je zo, die is niet echt.
cs
vrijdag 22 september 2017
We geven gewoon oma de schuld 😀
Dan geven we gewoon oma de schuld....
Mijn grootouders hadden vroeger een slijterij. In de van Hogendorpstraat, midden in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt. Nou ja, eigenlijk alleen mijn oma, want opa werkte lange dagen in de bouw. Het was ergens begin jaren vijftig. Het was hard werken in die tijd, maar de slijterij bracht dan wel wat extra's. En natuurlijk niet zo'n slijterij als dat we nu kennen met hightech inrichting, grote reclames en lichtbakken, maar gewoon een deel van een woonhuis met een etalage.
Mijn moeder en haar broer Jan, moesten hiervoor zelfs wat ruimte inleveren. Haar broer, mijn oom dus, was overigens de beste vriend van mijn vader. Die kreeg weer later verkering met mijn moeder. Zodoende kunnen jullie dit lezen, snap je...😄...
Zoals gezegd, een slijterij die we nu niet meer kennen. In een volksbuurtje wat de Staatsliedenbuurt toen was, kende iedereen bijna iedereen.
Tegenwoordig hebben de slijterijen wanden van glazen flessen, zo groot zijn die schappen. Toen ook wel, maar minder grootschalig. En flessen kwamen lang niet allemaal gevuld aan. Vaak gebeurde dat met vaatjes. Vanuit de stokerij, kwamen likeuren, jenevers en andere soorten gedestilleerd naar de winkel.
Ik heb zo'n vaatje na lang zeuren van mijn oma gehad. Stond jaren bij haar in hun eigen huisje. Tegenwoordig als een heus erfstuk in onze huiskamer. Met een plantje erop, dat dan weer wel...
De slijter vulde uit die vaatjes zelf flesjes. En je kon ook zo maar 'twee maatjes' kopen. Kleine hoeveelheden, heel gebruikelijk. Mijn oma had het vele jaren later nog altijd over 'zeven maatjes' als ze moest uitleggen hoeveel er in een fles wijn zat. En ondanks dat ze het niet rijk hadden, werd er toch nog regelmatig een drankje gedronken. Voor die jaren zeker niet voor iedereen gebruikelijk.
Maar in die tijd deed de slijter dus alles zelf. En omdat oma best wel druk was overdag, winkel aan de gang houden, huishouden runnen ( natuurlijk zonder wasdrogers en alle moderne apparatuur van nu) en opa druk in de bouw, werd de hulp wel eens ingeroepen van ome Jan en pa, toen nog twee twintigers.
Hoe vaak ik niet de verhalen heb gehoord van het overhevelen van vaatjes likeur, brandewijn, jenevers jong en oud. Prachtige verhalen. Want dat overhevelen ging natuurlijk ook niet echt hightech in die jaren.
Welnee, slangetje in het vaatje, volzuigen totdat de drank begon te lopen en dan letterlijk het flesje vullen. Vaak kwam er natuurlijk een slokje mee naar binnen. Met al die soorten door elkaar en een paar uur 'werken' op zo'n avond werd het altijd heel gezellig zo heb ik begrepen.
Ook gaat er nog zo'n mooi verhaal over advocaat. Advocaat, momenteel niet zo populair meer, werd in die jaren best veel gedronken. Ik had veel (oud) tantes die een ' advocaatje met slagroom' erg waardeerden.
En die advocaat... Maakte mijn oma zelf. Brandewijn, suiker, eieren en vanille.... In een pan op het vuur maakte oma dit met liters tegelijk. Een nachtje overstaan en laten afkoelen en de voorraad advocaat kon de winkel in.
Zo ook die nacht....
Ome Jan kwam laat thuis. Of het na een avondje stappen of werken was weet ik niet meer. Het was in ieder geval laat en donker. Hij was nogal hongerig en sloop de keuken door naar iets eetbaars....Twintigers hebben eeuwig trek...
Hee... wat stond daar op het gas af te koelen.... Hij trok de deksel van de pan en dacht een lekkere portie versgemaakte vanillevla aan te treffen en deed zich tegoed aan bijna een liter.....
Hij sliep die nacht heerlijk vast en werd wel wakker met flinke koppijn. En oma mocht weer opnieuw aan de bak.
Deze verhalen komen nogal eens naar boven tijdens een gezellig samenzijn. De slijterij die inmiddels al lang niet meer bestaat, bond de familie op die manier nog vele jaren.
En als er weer eens ergens op geproost moest worden klonk bij ons steevast als excuus....
'Ja we houden dan wel van een wijntje, maar we stammen nu eenmaal af van een slijtersfamilie'...
Dan geven we gewoon oma de schuld....😄😄😄
Mijn grootouders hadden vroeger een slijterij. In de van Hogendorpstraat, midden in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt. Nou ja, eigenlijk alleen mijn oma, want opa werkte lange dagen in de bouw. Het was ergens begin jaren vijftig. Het was hard werken in die tijd, maar de slijterij bracht dan wel wat extra's. En natuurlijk niet zo'n slijterij als dat we nu kennen met hightech inrichting, grote reclames en lichtbakken, maar gewoon een deel van een woonhuis met een etalage.
Mijn moeder en haar broer Jan, moesten hiervoor zelfs wat ruimte inleveren. Haar broer, mijn oom dus, was overigens de beste vriend van mijn vader. Die kreeg weer later verkering met mijn moeder. Zodoende kunnen jullie dit lezen, snap je...😄...
Zoals gezegd, een slijterij die we nu niet meer kennen. In een volksbuurtje wat de Staatsliedenbuurt toen was, kende iedereen bijna iedereen.
Tegenwoordig hebben de slijterijen wanden van glazen flessen, zo groot zijn die schappen. Toen ook wel, maar minder grootschalig. En flessen kwamen lang niet allemaal gevuld aan. Vaak gebeurde dat met vaatjes. Vanuit de stokerij, kwamen likeuren, jenevers en andere soorten gedestilleerd naar de winkel.
Ik heb zo'n vaatje na lang zeuren van mijn oma gehad. Stond jaren bij haar in hun eigen huisje. Tegenwoordig als een heus erfstuk in onze huiskamer. Met een plantje erop, dat dan weer wel...
De slijter vulde uit die vaatjes zelf flesjes. En je kon ook zo maar 'twee maatjes' kopen. Kleine hoeveelheden, heel gebruikelijk. Mijn oma had het vele jaren later nog altijd over 'zeven maatjes' als ze moest uitleggen hoeveel er in een fles wijn zat. En ondanks dat ze het niet rijk hadden, werd er toch nog regelmatig een drankje gedronken. Voor die jaren zeker niet voor iedereen gebruikelijk.
Maar in die tijd deed de slijter dus alles zelf. En omdat oma best wel druk was overdag, winkel aan de gang houden, huishouden runnen ( natuurlijk zonder wasdrogers en alle moderne apparatuur van nu) en opa druk in de bouw, werd de hulp wel eens ingeroepen van ome Jan en pa, toen nog twee twintigers.
Hoe vaak ik niet de verhalen heb gehoord van het overhevelen van vaatjes likeur, brandewijn, jenevers jong en oud. Prachtige verhalen. Want dat overhevelen ging natuurlijk ook niet echt hightech in die jaren.
Welnee, slangetje in het vaatje, volzuigen totdat de drank begon te lopen en dan letterlijk het flesje vullen. Vaak kwam er natuurlijk een slokje mee naar binnen. Met al die soorten door elkaar en een paar uur 'werken' op zo'n avond werd het altijd heel gezellig zo heb ik begrepen.
Ook gaat er nog zo'n mooi verhaal over advocaat. Advocaat, momenteel niet zo populair meer, werd in die jaren best veel gedronken. Ik had veel (oud) tantes die een ' advocaatje met slagroom' erg waardeerden.
En die advocaat... Maakte mijn oma zelf. Brandewijn, suiker, eieren en vanille.... In een pan op het vuur maakte oma dit met liters tegelijk. Een nachtje overstaan en laten afkoelen en de voorraad advocaat kon de winkel in.
Zo ook die nacht....
Ome Jan kwam laat thuis. Of het na een avondje stappen of werken was weet ik niet meer. Het was in ieder geval laat en donker. Hij was nogal hongerig en sloop de keuken door naar iets eetbaars....Twintigers hebben eeuwig trek...
Hee... wat stond daar op het gas af te koelen.... Hij trok de deksel van de pan en dacht een lekkere portie versgemaakte vanillevla aan te treffen en deed zich tegoed aan bijna een liter.....
Hij sliep die nacht heerlijk vast en werd wel wakker met flinke koppijn. En oma mocht weer opnieuw aan de bak.
Deze verhalen komen nogal eens naar boven tijdens een gezellig samenzijn. De slijterij die inmiddels al lang niet meer bestaat, bond de familie op die manier nog vele jaren.
En als er weer eens ergens op geproost moest worden klonk bij ons steevast als excuus....
'Ja we houden dan wel van een wijntje, maar we stammen nu eenmaal af van een slijtersfamilie'...
Dan geven we gewoon oma de schuld....😄😄😄
maandag 18 september 2017
Ode aan de vrijwilliger...
Afgelopen weekend liep ik de Dam tot Damloop. Waanzinnig evenement. Logistiek met bijna militaire precisie georganiseerd.
Maar zo'n evenement valt of staat door de aanwezigheid van heel veel vrijwilligers. Echt super zijn deze toppers die het verschil maken.
En er zijn mensen die deze vrijwilligers soms, laat ik het netjes zeggen, onheus bejegenen. Of het nu de afzetpost bij het loopparcours is of een verkeersregelaar... er zijn lieden in onze samenleving die namelijk overal sch.... aan hebben.
Voor al die vrijwilligers bij loopjes, maar ook heel veel bij verenigingen, schreef ik deze ode...
U kent ze vast ook wel. Die mensen met echt een verenigingshart. Alles over voor hun cluppie.
Vaak zijn ze al zo lang lid, dat niemand meer weet wat ook al weer de reden was waarom ze lid werden.
Nu zijn ze er in vele soorten. Ik ben er natuurlijk zelf ook één. Ik bedoel, drie keer per week als trainer voor een groep staan, natuurlijk de nodige organisatorische inzet, vergaderingen bijwonen, bijscholingen etc. doe je natuurlijk niet als je dat niet leuk vindt.
Onkosten worden dan wel vergoed maar je moet er toch wel plezier in hebben.
Nou ben ik in de loop der jaren van meerdere clubjes lid geweest. Als actief sporter. Maar ook als bestuurslid, begeleider, trainerscoördinator en scheidsrechter. Dat zijn nog de sportieve zaken. Maar ook voorzitter bij een vereniging van eigenaren was echt wel vrijwillgerswerk.
Maar toch heeft één bepaalde groep een beetje mijn hart gestolen. Niet dat ze beter zijn dan anderen, o nee, dan zou ik die anderen tekort doen.
Nee, meer omdat ze een beetje bijzonder zijn en omdat ze bijna bij elk cluppie in nagenoeg dezelfde vorm te vinden zijn. Ik noem ze voor het gemak maar de dagploegmannen- en vrouwen.
Ik haal er een paar voor het voetlicht die ik in de loop der jaren persoonlijk meemaakte.
Voetbalvereniging RCZ.
Daar heetten ze toen de dagploeg. Als jaren een vast groepje mannen en soms ook vrouwen vaak al ver na hun pensionering, die de kantine schoonhouden, de inkoop regelen, de velden helpen onderhouden, kleine verbouwingen doen enzo.
Het groen op en om het terrein staat er perfect bij. Altijd stipt op tijd als was het hun eigen werkgever. Maar ook al jaren vaste patronen en tijden.
Om half drie koffie bijvoorbeeld. Niet om vijf voor half drie of vijf over het half..
Nee gewoon half drie !!!
Die kantine ziet er altijd spic en span uit en ook de kleedkamers kun je als de dagploeg weg is weer door een ringetje halen.
Kleedkamers die door sommige teams als een zwijnenstal zijn achtergelaten. De dagploeg zit er niet mee.
Beetje mopperen soms, maar dat mag natuurlijk. Ook de wedstrijdballen worden bijna met liefde behandeld. En laten ze niet merken dat er een bal bij een verkeerd team gebruikt wordt, want ze zijn in staat een wedstrijd stil te leggen.
Atletiekvereniging Zaanland
Daar heten ze de mopperploeg. Weer heel ander kaliber, hoewel de leeftijd niet veel verschilt van de vorige. Hier geen vervuilde kleedkamers waar noppen van voetbalschoenen worden ontdaan van graszoden, maar wel trainers (soms ook ik, sorry) die rotzooi op de baan achterlaten. Pilonnen die her en der blijven staan. Alles wordt ook hier geregeld. Stoelen en tafels worden volgens een vast schema neergezet. Bij Start to Run keurig in een rijtje.
De baan wordt netjes bijgehouden, geen streep staat verkeerd. De vérspringbakken worden ontdaan van de kattenstront en het zand daarin is altijd vlak als een spiegel.
En ja hoor, natuurlijk zijn er trainers die die vérspringbakken niet afdekken na afloop. Dat krijg je dan ook te horen. Ze heten niet voor niets de mopperploeg. Maar oh oh oh als ze er niet waren. WC's zijn altijd schoon. De gevonden voorwerpen worden zorgzaam behandeld en de kantine is altijd bijgevuld.
Tot slot was ik laatst te gast bij de vrijwilligers van Zeilvereniging De Onderlinge.
Het was de botenhijsdag en omdat ons bootje voor het eerst de wal op ging voor onderhoud in een loods was ik daarbij. Ook bijna allemaal weer pensionados met hun clubhart op de juiste plaats. En wat een team.
Wauw!!!
Duidelijk één leider. De hijsmeester noem ik hem maar. Hield alles in de gaten. Niet één boot ontsnapte aan zijn aandacht. Hij bepaalde wanneer het koffietijd was, maar vooral wanneer die voorbij was. Ik kreeg ook een taak. Frames opbouwen.
Zat een heel systeem achter.
Ik begon als jongste bediende. Maar na tien frames kreeg ik het een beetje door. Werd geholpen door een paar zeer aardige zestig en zeventig plussers. Toen mijn eigen 'schip' aan de beurt was vroeg en kreeg ik twee zeer ervaren rotten mee.
Met het grootste gemak coachden ze mij al varend naar de juiste plek. Ik sprak ook nog een bekende van de loopgroep. 'Die dinsdagploeg hier komt niemand tussen. Is al jaren een team. Begin maar met dingen aangeven.'
Ik voelde mij helemaal op zijn plek als 'aangever.' Heerlijk om ook weer eens beginner te zijn. Helemaal out of the comfortzone...
Alle vier deze ploegen hadden iets gemeenschappelijks. Bijna allemaal zeer gepensioneerd en zeer gepassioneerd.
Allemaal op tijd hun koffie. Allemaal goud waard en onmisbaar voor een vereniging en nogmaals er zijn veel meer van dit soort toppers bij iedere club. Hulde aan deze mensen.
Ik mag nog een tijdje langer dan gepland doorwerken van de overheid. Wel ietsiepietsie minder. Ik hou het voorlopig nog maar even bij het vrijwillig geven van looptrainingen. En misschien wel later op de dierenambulance of zo iets.
Maar wie weet komt het ooit zover. Dan wil ik ook bij zo'n ploeg. Flink aan de bak.
Mocht u nou eens even moeten wachten bij een sportevenement omdat een vrijwillige verkeersregelaar u tegenhoudt, denk dan even aan dit verhaaltje
Maar zo'n evenement valt of staat door de aanwezigheid van heel veel vrijwilligers. Echt super zijn deze toppers die het verschil maken.
En er zijn mensen die deze vrijwilligers soms, laat ik het netjes zeggen, onheus bejegenen. Of het nu de afzetpost bij het loopparcours is of een verkeersregelaar... er zijn lieden in onze samenleving die namelijk overal sch.... aan hebben.
Voor al die vrijwilligers bij loopjes, maar ook heel veel bij verenigingen, schreef ik deze ode...
U kent ze vast ook wel. Die mensen met echt een verenigingshart. Alles over voor hun cluppie.
Vaak zijn ze al zo lang lid, dat niemand meer weet wat ook al weer de reden was waarom ze lid werden.
Nu zijn ze er in vele soorten. Ik ben er natuurlijk zelf ook één. Ik bedoel, drie keer per week als trainer voor een groep staan, natuurlijk de nodige organisatorische inzet, vergaderingen bijwonen, bijscholingen etc. doe je natuurlijk niet als je dat niet leuk vindt.
Onkosten worden dan wel vergoed maar je moet er toch wel plezier in hebben.
Nou ben ik in de loop der jaren van meerdere clubjes lid geweest. Als actief sporter. Maar ook als bestuurslid, begeleider, trainerscoördinator en scheidsrechter. Dat zijn nog de sportieve zaken. Maar ook voorzitter bij een vereniging van eigenaren was echt wel vrijwillgerswerk.
Maar toch heeft één bepaalde groep een beetje mijn hart gestolen. Niet dat ze beter zijn dan anderen, o nee, dan zou ik die anderen tekort doen.
Nee, meer omdat ze een beetje bijzonder zijn en omdat ze bijna bij elk cluppie in nagenoeg dezelfde vorm te vinden zijn. Ik noem ze voor het gemak maar de dagploegmannen- en vrouwen.
Ik haal er een paar voor het voetlicht die ik in de loop der jaren persoonlijk meemaakte.
Voetbalvereniging RCZ.
Daar heetten ze toen de dagploeg. Als jaren een vast groepje mannen en soms ook vrouwen vaak al ver na hun pensionering, die de kantine schoonhouden, de inkoop regelen, de velden helpen onderhouden, kleine verbouwingen doen enzo.
Het groen op en om het terrein staat er perfect bij. Altijd stipt op tijd als was het hun eigen werkgever. Maar ook al jaren vaste patronen en tijden.
Om half drie koffie bijvoorbeeld. Niet om vijf voor half drie of vijf over het half..
Nee gewoon half drie !!!
Die kantine ziet er altijd spic en span uit en ook de kleedkamers kun je als de dagploeg weg is weer door een ringetje halen.
Kleedkamers die door sommige teams als een zwijnenstal zijn achtergelaten. De dagploeg zit er niet mee.
Beetje mopperen soms, maar dat mag natuurlijk. Ook de wedstrijdballen worden bijna met liefde behandeld. En laten ze niet merken dat er een bal bij een verkeerd team gebruikt wordt, want ze zijn in staat een wedstrijd stil te leggen.
Atletiekvereniging Zaanland
Daar heten ze de mopperploeg. Weer heel ander kaliber, hoewel de leeftijd niet veel verschilt van de vorige. Hier geen vervuilde kleedkamers waar noppen van voetbalschoenen worden ontdaan van graszoden, maar wel trainers (soms ook ik, sorry) die rotzooi op de baan achterlaten. Pilonnen die her en der blijven staan. Alles wordt ook hier geregeld. Stoelen en tafels worden volgens een vast schema neergezet. Bij Start to Run keurig in een rijtje.
De baan wordt netjes bijgehouden, geen streep staat verkeerd. De vérspringbakken worden ontdaan van de kattenstront en het zand daarin is altijd vlak als een spiegel.
En ja hoor, natuurlijk zijn er trainers die die vérspringbakken niet afdekken na afloop. Dat krijg je dan ook te horen. Ze heten niet voor niets de mopperploeg. Maar oh oh oh als ze er niet waren. WC's zijn altijd schoon. De gevonden voorwerpen worden zorgzaam behandeld en de kantine is altijd bijgevuld.
Tot slot was ik laatst te gast bij de vrijwilligers van Zeilvereniging De Onderlinge.
Het was de botenhijsdag en omdat ons bootje voor het eerst de wal op ging voor onderhoud in een loods was ik daarbij. Ook bijna allemaal weer pensionados met hun clubhart op de juiste plaats. En wat een team.
Wauw!!!
Duidelijk één leider. De hijsmeester noem ik hem maar. Hield alles in de gaten. Niet één boot ontsnapte aan zijn aandacht. Hij bepaalde wanneer het koffietijd was, maar vooral wanneer die voorbij was. Ik kreeg ook een taak. Frames opbouwen.
Zat een heel systeem achter.
Ik begon als jongste bediende. Maar na tien frames kreeg ik het een beetje door. Werd geholpen door een paar zeer aardige zestig en zeventig plussers. Toen mijn eigen 'schip' aan de beurt was vroeg en kreeg ik twee zeer ervaren rotten mee.
Met het grootste gemak coachden ze mij al varend naar de juiste plek. Ik sprak ook nog een bekende van de loopgroep. 'Die dinsdagploeg hier komt niemand tussen. Is al jaren een team. Begin maar met dingen aangeven.'
Ik voelde mij helemaal op zijn plek als 'aangever.' Heerlijk om ook weer eens beginner te zijn. Helemaal out of the comfortzone...
Alle vier deze ploegen hadden iets gemeenschappelijks. Bijna allemaal zeer gepensioneerd en zeer gepassioneerd.
Allemaal op tijd hun koffie. Allemaal goud waard en onmisbaar voor een vereniging en nogmaals er zijn veel meer van dit soort toppers bij iedere club. Hulde aan deze mensen.
Ik mag nog een tijdje langer dan gepland doorwerken van de overheid. Wel ietsiepietsie minder. Ik hou het voorlopig nog maar even bij het vrijwillig geven van looptrainingen. En misschien wel later op de dierenambulance of zo iets.
Maar wie weet komt het ooit zover. Dan wil ik ook bij zo'n ploeg. Flink aan de bak.
Mocht u nou eens even moeten wachten bij een sportevenement omdat een vrijwillige verkeersregelaar u tegenhoudt, denk dan even aan dit verhaaltje
vrijdag 15 september 2017
Pa z'n gereeedschap was heilig...
Pa zijn gereedschap was heilig.
Van de week moest ik thuis even een klein klusje doen. Daarvoor heb ik een klein bakje met handgereedschap. Schroeftolletje, wat inbussleutels, doppen set, allemaal superhandig. Maar in het bakje zitten ook nog enige stukken handgereedschap die ooit van mijn pa waren, waaronder een paar beitels. Ineens gingen mijn gedachten ruim 45 jaar terug.
Het liep tegen het einde van de jaren zestig. Pa werkte als timmerman in de bouw. Pa was ambachtelijk opgeleid. Zonder elektrisch gereedschap. Ik meen me nog te herinneren dat hij hartstikke trots was op zijn eerste pompschroevendraaier, zeg maar de handmatige voorloper van de huidige elektrische schroeftol. Hij had geloof ik wel af en toe een elektrische boormachine, maar ook nog een zogenaamde booromslag.
Gewoon een mooi vak timmerman. Ik kan me ook goed herinneren dat mijn vader altijd naar hout rook als hij van zijn werk kwam. Er werd veel gezaagd, geboord, geschaafd gebeiteld. Timmerlieden hingen helemaal zelf deuren af. Vanaf het uitbeitelen van de plaats waar scharnierbladen later kwamen als het inzagen van een slot en het uiteindelijk pas schaven. Maakten zelf kozijnen alles met het handje.
Nu was het in de tijd zo dat er veel werd gebouwd in en om Amsterdam. De Westelijke tuinsteden groeiden als paddestoelen uit de grond. Op de plek waar nu de A10 ligt lag een hele dijk van zand onder andere afkomstig uit de huidige Sloterplas en wat verder richting de Zaanstreek kwam dit uit het Jagersveld.
Pa had een vaste gereedschapskist die verhuisde van bouw naar bouw. Liep een project ten einde, dan volgde ontslag, maar vrijwel op dezelfde dag werd een nieuwe baas gevonden. Zo ging dat toen. Soms misschien iets langer geen werk, dan kwam pa met zijn gereedschapskist naar huis maar hij was nooit lang zonder werk.
Ook was het in die jaren zo dat er flink werd bijgeklust ’s avonds en in de weekenden. Goede timmerlieden waren altijd wel ergens nodig. Om die reden had pa op zolder nog een flinke hoeveelheid handgereedschap. Hij onderhield dit zelf. Sleep zijn beitels, vijlde zijn zagen dat soort dingen. Goed gereedschap was toen ook al het halve werk. Maar goed gereedschap was ook toen al vrij prijzig. Pa was dus bloedzuinig op zijn gereedschap. Het was immers zijn brood. Maar ik was toen pas een jaar of acht en had daar helemaal geen verstand van.
Wij waren toen nog thuis met z’n vieren (die mooie zingende broer kwam later) en mijn jongere zus ging niet meer in de wandelwagen. Er was geen opvolgster dus de wandelwagen stond op zolder en moest eigenlijk weg.
Het was in die tijd erg in voor jongens in mijn straat om een karretje te hebben. Ze noemden het ook wel zeepkisten, maar in een kinderrijke buurt werd natuurlijk wel eens een wandelwagen afgedankt waardoor veel jongens zo’n kar hadden. En die wilde ik natuurlijk ook.
Zo kwam het dat ik op een regenachtige woensdagmiddag besloot om zelf eens zo’n kar te maken. Totaal verstoken van enig technisch inzicht toog ik naar zolder. Mijn moeder had het te druk met huishouden en ik heb vast iets gemompeld over een karretje.
Toen ik op zolder stond en de wandelwagen had ingeklapt kwam ik op het idee om maar eens te beginnen met het afzagen van de wielen. Die had ik immers nodig. Totaal geen plan gemaakt. Niet wetend hoe ik het zo moeten doen pakte ik één van pa’s zagen van de muur en begon.
Dat viel tegen. Er was geen doorkomen aan. Misschien was de zaag wel niet goed. Ik probeerde een andere. Ook deze werkte niet. Er ontstond wel een klein gleufje in het ijzer van de assen, maar eraf gingen de wielen niet.
Dan maar eens kijken of losschroeven ging. Maar ja, pa had veel schroevendraaiers hangen maar steeds braken ze. Na een uurtje of wat gaf ik het op. ‘het lukt niet hoor, dat karretje,’ zei ik tegen mijn moeder. ‘Vraag pappa anders maar even vanavond’ stelde mijn moeder mij gerust.
Het werd beter weer en ik ging buiten spelen. Tegen vijven kwam mijn pa thuis. Volgens mij reed hij destijds op een Solex. Lang niet iedereen had een auto. Wij ook niet. Toen we aan tafel zaten vroeg pa of ik nog wat leuks gedaan had. Vol enthousiasme, ik was nog maar acht hè, vertelde ik over mijn mislukte bouwplannen. Vroeg nog doodleuk of zagen altijd zo moeilijk ging en waarom die schroevendraaiers steeds afbraken.
Ik weet het niet meer zeker, maar volgens mij zag ik mijn vader van kleur verschieten. 'Eeh… er liggen boven geen schroevendraaiers. En…je hebt toch wel een ijzerzaag gebruikt?'
Direct naar het eten ging pa naar boven. Ik er achteraan. Bleek ik dus achtereenvolgens een kapzaag en een toffelzaag te hebben genekt. Geen tand meer op te bekennen. En zeker vier beitels naar de Filistijnen.
Gek genoeg werd hij niet boos. ‘Ik had het tegen mamma gezegd hoor, ’ begon ik nog triomfantelijk.
‘Effe één ding,’ zei hij. ‘Kom nooit, maar dan ook nooit meer aan mijn gereedschap zonder het eerst aan mij te vragen.’ Die beitels kan ik nog wel slijpen. Maar die zagen doen het nooit meer. Ik bood hem een deel van mijn spaarpot. Maar dat hoefde ook weer niet.
‘Moet je horen’ zei hij. ‘Zaterdag ben ik vrij, dan gaan wij samen een kar maken. Maar tot dan blijf je overal vanaf oké ?’ ‘Ja pap,’ zei ik braaf.
Die zaterdag daarop bouwden wij samen, nou ja hij bouwde en ik keek, de mooiste kar van de straat. Hij had nog ergens een Volkswagen kever stuur op de kop getikt. Met een bepaalde constructie had ik dus een heus autostuur op mijn kar. Die had mooi niemand. En het was gelijk een wijze les.
Pa’s gereedschap was namelijk heilig.
Van de week moest ik thuis even een klein klusje doen. Daarvoor heb ik een klein bakje met handgereedschap. Schroeftolletje, wat inbussleutels, doppen set, allemaal superhandig. Maar in het bakje zitten ook nog enige stukken handgereedschap die ooit van mijn pa waren, waaronder een paar beitels. Ineens gingen mijn gedachten ruim 45 jaar terug.
Het liep tegen het einde van de jaren zestig. Pa werkte als timmerman in de bouw. Pa was ambachtelijk opgeleid. Zonder elektrisch gereedschap. Ik meen me nog te herinneren dat hij hartstikke trots was op zijn eerste pompschroevendraaier, zeg maar de handmatige voorloper van de huidige elektrische schroeftol. Hij had geloof ik wel af en toe een elektrische boormachine, maar ook nog een zogenaamde booromslag.
Gewoon een mooi vak timmerman. Ik kan me ook goed herinneren dat mijn vader altijd naar hout rook als hij van zijn werk kwam. Er werd veel gezaagd, geboord, geschaafd gebeiteld. Timmerlieden hingen helemaal zelf deuren af. Vanaf het uitbeitelen van de plaats waar scharnierbladen later kwamen als het inzagen van een slot en het uiteindelijk pas schaven. Maakten zelf kozijnen alles met het handje.
Nu was het in de tijd zo dat er veel werd gebouwd in en om Amsterdam. De Westelijke tuinsteden groeiden als paddestoelen uit de grond. Op de plek waar nu de A10 ligt lag een hele dijk van zand onder andere afkomstig uit de huidige Sloterplas en wat verder richting de Zaanstreek kwam dit uit het Jagersveld.
Pa had een vaste gereedschapskist die verhuisde van bouw naar bouw. Liep een project ten einde, dan volgde ontslag, maar vrijwel op dezelfde dag werd een nieuwe baas gevonden. Zo ging dat toen. Soms misschien iets langer geen werk, dan kwam pa met zijn gereedschapskist naar huis maar hij was nooit lang zonder werk.
Ook was het in die jaren zo dat er flink werd bijgeklust ’s avonds en in de weekenden. Goede timmerlieden waren altijd wel ergens nodig. Om die reden had pa op zolder nog een flinke hoeveelheid handgereedschap. Hij onderhield dit zelf. Sleep zijn beitels, vijlde zijn zagen dat soort dingen. Goed gereedschap was toen ook al het halve werk. Maar goed gereedschap was ook toen al vrij prijzig. Pa was dus bloedzuinig op zijn gereedschap. Het was immers zijn brood. Maar ik was toen pas een jaar of acht en had daar helemaal geen verstand van.
Wij waren toen nog thuis met z’n vieren (die mooie zingende broer kwam later) en mijn jongere zus ging niet meer in de wandelwagen. Er was geen opvolgster dus de wandelwagen stond op zolder en moest eigenlijk weg.
Het was in die tijd erg in voor jongens in mijn straat om een karretje te hebben. Ze noemden het ook wel zeepkisten, maar in een kinderrijke buurt werd natuurlijk wel eens een wandelwagen afgedankt waardoor veel jongens zo’n kar hadden. En die wilde ik natuurlijk ook.
Zo kwam het dat ik op een regenachtige woensdagmiddag besloot om zelf eens zo’n kar te maken. Totaal verstoken van enig technisch inzicht toog ik naar zolder. Mijn moeder had het te druk met huishouden en ik heb vast iets gemompeld over een karretje.
Toen ik op zolder stond en de wandelwagen had ingeklapt kwam ik op het idee om maar eens te beginnen met het afzagen van de wielen. Die had ik immers nodig. Totaal geen plan gemaakt. Niet wetend hoe ik het zo moeten doen pakte ik één van pa’s zagen van de muur en begon.
Dat viel tegen. Er was geen doorkomen aan. Misschien was de zaag wel niet goed. Ik probeerde een andere. Ook deze werkte niet. Er ontstond wel een klein gleufje in het ijzer van de assen, maar eraf gingen de wielen niet.
Dan maar eens kijken of losschroeven ging. Maar ja, pa had veel schroevendraaiers hangen maar steeds braken ze. Na een uurtje of wat gaf ik het op. ‘het lukt niet hoor, dat karretje,’ zei ik tegen mijn moeder. ‘Vraag pappa anders maar even vanavond’ stelde mijn moeder mij gerust.
Het werd beter weer en ik ging buiten spelen. Tegen vijven kwam mijn pa thuis. Volgens mij reed hij destijds op een Solex. Lang niet iedereen had een auto. Wij ook niet. Toen we aan tafel zaten vroeg pa of ik nog wat leuks gedaan had. Vol enthousiasme, ik was nog maar acht hè, vertelde ik over mijn mislukte bouwplannen. Vroeg nog doodleuk of zagen altijd zo moeilijk ging en waarom die schroevendraaiers steeds afbraken.
Ik weet het niet meer zeker, maar volgens mij zag ik mijn vader van kleur verschieten. 'Eeh… er liggen boven geen schroevendraaiers. En…je hebt toch wel een ijzerzaag gebruikt?'
Direct naar het eten ging pa naar boven. Ik er achteraan. Bleek ik dus achtereenvolgens een kapzaag en een toffelzaag te hebben genekt. Geen tand meer op te bekennen. En zeker vier beitels naar de Filistijnen.
Gek genoeg werd hij niet boos. ‘Ik had het tegen mamma gezegd hoor, ’ begon ik nog triomfantelijk.
‘Effe één ding,’ zei hij. ‘Kom nooit, maar dan ook nooit meer aan mijn gereedschap zonder het eerst aan mij te vragen.’ Die beitels kan ik nog wel slijpen. Maar die zagen doen het nooit meer. Ik bood hem een deel van mijn spaarpot. Maar dat hoefde ook weer niet.
‘Moet je horen’ zei hij. ‘Zaterdag ben ik vrij, dan gaan wij samen een kar maken. Maar tot dan blijf je overal vanaf oké ?’ ‘Ja pap,’ zei ik braaf.
Die zaterdag daarop bouwden wij samen, nou ja hij bouwde en ik keek, de mooiste kar van de straat. Hij had nog ergens een Volkswagen kever stuur op de kop getikt. Met een bepaalde constructie had ik dus een heus autostuur op mijn kar. Die had mooi niemand. En het was gelijk een wijze les.
Pa’s gereedschap was namelijk heilig.
woensdag 13 september 2017
Jordaan op zaterdagmiddag...
Zaterdagmiddag, hartje Jordaan. Je ziet echt van alles in één uurtje tijd.
Na een flinke wandeling door het centrum, ploffen we voor een korte pitstop neer in café de Blaffende Vis.
Ooit gevraagd aan de uitbater waarom ze daar zo heten. Het was gelooft ze, omdat iemand het een leuke naam vond. Meer niet.
De Blaffende Vis haalde vroeger om Koninginnedag en tegenwoordig op de dag van de Koning vaak het journaal. ze hebben altijd de grootste en vaak origineelste gevelversiering, wel drie etages hoog.
Binnen hangt van elk jaar wel een foto. Altijd over het koningshuis en altijd met een knipoog.
We zitten op de eerste etage op een soort vide. Ik heb een prachtuitzicht over zowel het kleine café als de straat buiten. De Vis ligt op de hoek van de Westerstraat en de Tweede Boomdwarsstraat. Lekker biertjes op de tap en ook een verdraaid lekker wijntje.
Maar het is nog vroeg dus nemen we koffie. 1 gewoon en 1 latte zoals altijd. Wij dan.
Ik kijk op mijn gemak om me heen. Zat te zien in zo'n Jordaans kroegje op de zaterdagmiddag.
Naast ons, bijna aan dezelfde tafel een jong stel. Duidelijk verliefd zo zijn ze in elkaar verstrengeld, maar de plek wij wilden zitten was nog vrij. We mogen een beetje in hun buurt. Ze spreken Engels.
Hun verliefdheid blijkt wel van 2.0 want voor onze bestelling is gebracht zitten ze, weliswaar met hun armen nog verstrengeld, wel allebei naar hun eigen smartphone te turen. Hij aan een grote pint bier, zij doet een roseetje.
Beneden in de café ruimte is een vrouw alleen aangeschoven aan één van de tafeltjes. Boodschappentas bij haar die vol met boodschappen zit. Ze is al op leeftijd en duidelijk een insider. De barman noemt haar bij de voornaam.
' Tante Nellie, gewoon hetzelfde ?' ' Doe maar jongen,' en binnen no time heeft ze een advocaatje met slagroom. Wauw, dat is even nostalgisch. Nam mijn oma ook vroeger vaak.
Het stel naast ons appt lekker verder, maar blijft wel aan elkaar vastzitten. met elkaars armen dan.
Inmiddels is vlak bij ons een vrouw met twee jongere meiden gaan zitten. Gezien het uiterlijk moet dat haast wel moeder met twee dochters zijn. Duidelijk een dagje Amsterdam, want ze praten in een Brabants accent over alles wat ze nog die dag gaan doen in groot Mokum.
Kan ze natuurlijk een rondleiding aanbieden overweeg ik, maar laat die gedachte snel varen. zitten ze vast niet op te wachten en ik eigenlijk ook niet.
Twee vrouwen komen de vide op. In de rest van het kroegje zijn alle plaatsen bezet. Tante Nellie beneden roept naar de barman dat ze er nog wel eentje lust.
Hee tante Nel, die gaat lekker !
De twee vrouwen die de vide opkwamen hebben een tafeltje bij het raam. Er is net plaats. de barman brengt nog even een stoel voor hen naar boven. Ze bestellen op zijn Amsterdams... ' een pilsie en een borreltje ' ... Ook moeder en dochter ? Ze lijken totaal niet maar qua leeftijd.
Voor de meelezende jonkies... een borreltje (jonge jenever)was in de seventies een heel gangbaar drankje in de kroeg. wel vaak bij oudere mannen maar een jonge jenever fietste er stevig in. Eerlijk gezegd heb ik er geen smaak aan kunnen ontdekken.
Maar de barman is snel terug met een fles Ketel 1 en een tapbiertje. De twee vrouwen beginnen direct een druk gesprek over hun relatie. Oké..een setje dus. De oudste vrouw duidelijk met zo'n doorrookte stem, dat elke zin bijna overgaat in een hoestbui...
Ik kijk schuin naar beneden op straat. Achter het raam waar tante Nel naar advocaatje naar binnen nipt, komt een man van een jaar of zeventig de kroeg aan de overkant uit.
Hij draag echt ouderwets driedelig grijs, witte gympen, een leesbril op zijn kalende hoofd, maar ook een hightech koptelefoon. Hij draait een ouderwets shaggie en gaat staan roken. Hij is duidelijk een local, want kort daarop komt vanaf de overkant een andere zeventiger uit een woning. Ze geven elkaar een stevige hand. De shagroker swingt een beetje kennelijk op de muziekvan zijn koptelefoon en de andere man gaat de kroeg binnen.
Wat een gouwe stek is dit zeg.je ziet werkelijk van alles. Veel,maar heel veel vaders en moeders met kinderbakfietsen rijden af en aan door de Jordaan. De wijk heeft de naam een juppenwijk te zijn geworden, maar er zijn nog genoeg ouwe Jordanezen over.
Als we hebben afgerekend en buiten in de richting van de Lindengrachtmarkt willen lopen, probeert een jonge vent op een mondharmonica een eigentijdse versie van Jean 'Toots' Tielemans zijn 'Turks Fruit' te spelen. 'Nog even een paar jaar doorstuderen makker,' knik ik hem lachend toe.
Zaterdagmiddag, hartje Jordaan. In het alledaagse zit ook het bijzondere.
Je moet het wel willen zien dan blijf je je verwonderen...
Na een flinke wandeling door het centrum, ploffen we voor een korte pitstop neer in café de Blaffende Vis.
Ooit gevraagd aan de uitbater waarom ze daar zo heten. Het was gelooft ze, omdat iemand het een leuke naam vond. Meer niet.
De Blaffende Vis haalde vroeger om Koninginnedag en tegenwoordig op de dag van de Koning vaak het journaal. ze hebben altijd de grootste en vaak origineelste gevelversiering, wel drie etages hoog.
Binnen hangt van elk jaar wel een foto. Altijd over het koningshuis en altijd met een knipoog.
We zitten op de eerste etage op een soort vide. Ik heb een prachtuitzicht over zowel het kleine café als de straat buiten. De Vis ligt op de hoek van de Westerstraat en de Tweede Boomdwarsstraat. Lekker biertjes op de tap en ook een verdraaid lekker wijntje.
Maar het is nog vroeg dus nemen we koffie. 1 gewoon en 1 latte zoals altijd. Wij dan.
Ik kijk op mijn gemak om me heen. Zat te zien in zo'n Jordaans kroegje op de zaterdagmiddag.
Naast ons, bijna aan dezelfde tafel een jong stel. Duidelijk verliefd zo zijn ze in elkaar verstrengeld, maar de plek wij wilden zitten was nog vrij. We mogen een beetje in hun buurt. Ze spreken Engels.
Hun verliefdheid blijkt wel van 2.0 want voor onze bestelling is gebracht zitten ze, weliswaar met hun armen nog verstrengeld, wel allebei naar hun eigen smartphone te turen. Hij aan een grote pint bier, zij doet een roseetje.
Beneden in de café ruimte is een vrouw alleen aangeschoven aan één van de tafeltjes. Boodschappentas bij haar die vol met boodschappen zit. Ze is al op leeftijd en duidelijk een insider. De barman noemt haar bij de voornaam.
' Tante Nellie, gewoon hetzelfde ?' ' Doe maar jongen,' en binnen no time heeft ze een advocaatje met slagroom. Wauw, dat is even nostalgisch. Nam mijn oma ook vroeger vaak.
Het stel naast ons appt lekker verder, maar blijft wel aan elkaar vastzitten. met elkaars armen dan.
Inmiddels is vlak bij ons een vrouw met twee jongere meiden gaan zitten. Gezien het uiterlijk moet dat haast wel moeder met twee dochters zijn. Duidelijk een dagje Amsterdam, want ze praten in een Brabants accent over alles wat ze nog die dag gaan doen in groot Mokum.
Kan ze natuurlijk een rondleiding aanbieden overweeg ik, maar laat die gedachte snel varen. zitten ze vast niet op te wachten en ik eigenlijk ook niet.
Twee vrouwen komen de vide op. In de rest van het kroegje zijn alle plaatsen bezet. Tante Nellie beneden roept naar de barman dat ze er nog wel eentje lust.
Hee tante Nel, die gaat lekker !
De twee vrouwen die de vide opkwamen hebben een tafeltje bij het raam. Er is net plaats. de barman brengt nog even een stoel voor hen naar boven. Ze bestellen op zijn Amsterdams... ' een pilsie en een borreltje ' ... Ook moeder en dochter ? Ze lijken totaal niet maar qua leeftijd.
Voor de meelezende jonkies... een borreltje (jonge jenever)was in de seventies een heel gangbaar drankje in de kroeg. wel vaak bij oudere mannen maar een jonge jenever fietste er stevig in. Eerlijk gezegd heb ik er geen smaak aan kunnen ontdekken.
Maar de barman is snel terug met een fles Ketel 1 en een tapbiertje. De twee vrouwen beginnen direct een druk gesprek over hun relatie. Oké..een setje dus. De oudste vrouw duidelijk met zo'n doorrookte stem, dat elke zin bijna overgaat in een hoestbui...
Ik kijk schuin naar beneden op straat. Achter het raam waar tante Nel naar advocaatje naar binnen nipt, komt een man van een jaar of zeventig de kroeg aan de overkant uit.
Hij draag echt ouderwets driedelig grijs, witte gympen, een leesbril op zijn kalende hoofd, maar ook een hightech koptelefoon. Hij draait een ouderwets shaggie en gaat staan roken. Hij is duidelijk een local, want kort daarop komt vanaf de overkant een andere zeventiger uit een woning. Ze geven elkaar een stevige hand. De shagroker swingt een beetje kennelijk op de muziekvan zijn koptelefoon en de andere man gaat de kroeg binnen.
Wat een gouwe stek is dit zeg.je ziet werkelijk van alles. Veel,maar heel veel vaders en moeders met kinderbakfietsen rijden af en aan door de Jordaan. De wijk heeft de naam een juppenwijk te zijn geworden, maar er zijn nog genoeg ouwe Jordanezen over.
Als we hebben afgerekend en buiten in de richting van de Lindengrachtmarkt willen lopen, probeert een jonge vent op een mondharmonica een eigentijdse versie van Jean 'Toots' Tielemans zijn 'Turks Fruit' te spelen. 'Nog even een paar jaar doorstuderen makker,' knik ik hem lachend toe.
Zaterdagmiddag, hartje Jordaan. In het alledaagse zit ook het bijzondere.
Je moet het wel willen zien dan blijf je je verwonderen...
maandag 11 september 2017
Doorslapen...
Gebroken nachten hebben ook hun charmes... Niet gelijk wegzappen het wordt heel braaf....
Nachtje kleindochter te logeren is natuurlijk sowieso feest en in de baby periode hou je natuurlijk een beetje rekening met het feit dat doorslapen geen vanzelfsprekenheid is.
Eerst om een uur of drie. Kleine kreetjes. Maar voor het als echt huilen gekwalificeerd kan worden is het al weer stil.
Half vijf...
Kreetjes worden huilgeluidjes. Duurt iets te lang. Oma gaat op onderzoek uit. Na wat lieve woordjes ergens op de achtergrond hoor ik het muziekgeluidje van de mobile met slaapmelodie voor babies.
Even lijkt het stil te worden.... even dan...
Huiltje zwelt weer aan. Zijn we dus niet gewend. Overleg om kwart voor vijf...
'Wat doen we ? Gaat ze tussen ons in?'.... Gezien de precedentwerking voor later maar even geen goed idee.
We besluiten.... Oma gaat weer plat en ik neem even de honneurs waar. Lieve zachte woordjes fluisteren. Ze is onrustig.
Beentjes en armpjes zijn volop in bedrijf. Lijkt wel of ze krampjes heeft. Zachtjes over haar buikje wrijven. Ze pakt mijn hand met haar kleine knuistjes.
Ik heb echt geen grote handen maar voor haar zijn het toch kolenschoppen.
Ze lijkt rustiger te worden. Het wordt stil. Ik zit in het donker naast haar ledikantje.
Het is inmiddels vijf uur...
Haar adem wordt rustiger en ze is stil. Lijkt nu te slapen. Heeft nog steeds mijn hand vast. Ik wil ook nog wel even slapen. Voorzichtig wurm ik mijn hand los.
Fout !!!
Ze heeft het door... Begint weer aan nieuw scenario.
Oké... ik blijf nog even. Weer hand in hand. Hoewel ik best moe ben heeft het natuurlijk ook wel wat. Opa en kleindochter. Mijn grootste vriendinnetje. Hand in hand om vijf uur 's ochtends...
Mooier wordt het niet hè...
Maar ik was moe. Looptraining in de ochend. Flink wat meters gemaakt achter de kinderwagen. Bijna 10 kilometer.
Dus hand in hand met kleine moppie...zij in haar ledikantje en ik op de grond. Toch maar even blijven leggen dan...en ja hoor... een half uur later wordt ik wakker.
Pijn in mijn sodemieter en volgens mij staat het tapijt afgedrukt in mijn voorhoofd... Maar zij slaapt 😉.
Op handen en voeten kruip ik de kamer uit. Het blijft stil en ik kruip nog even in mijn eigen bed. Tot half zes.
Weer een huiltje.... Dan toch maar tussen ons in. Niet echt consequent. Wel heerlijk rustig. Tot half 7...
Komende week maar beetje bijslapen dan...😊
NB.... de tapijtafdruk is weggetrokken ☺
vrijdag 8 september 2017
Van oude mensen...
Ergens eind jaren 70 verliet ik het ouderlijk nest om op eigen benen te gaan staan. Het was nog ruim voor het smarttv en internet tijdperk maar er waren wel al videorecorders.
Ook mijn ouders hadden een mooie Betamax. Konden daar weliswaar niet zo goed mee overweg. Ik had destijds alles voor ze geinstalleerd en mijn broer die een paar jaar jonger is en dus nog een tijdje thuisbleef wonen, hielp altijd wel effies als iets moest worden opgenomen.
Ondanks het fenomeen leesbril werd de Betamax nou niet bepaald mijn vaders ding. Mijn moeder had al helemaal niets met electronica. Dus broer regelde het instellen, programmeren etc.
Maar toen ook hij het nest verliet, werd er eigenlijk niet veel meer opgenomen of geprogrammeerd. Ja, als ze thuis waren keken ze de ene zender en namen de andere op. Het lukte gewoon niet meer. Best aandoenlijk eigenlijk. Vooral omdat mijn pa er soms over opschepte dat hij mijn opa en oma altijd moest helpen bij het gebruik van de cassetterecorder.
Wat hebben we ze daarmee geplaagd die oudjes. Konden we vooral pa lekker op de kast jagen met flauwe grappen over ouder worden.
Zelfs nu nog zijn verhalen daarover op menige verjaardag redenen om het weer eens met een big smile over 'toen' te hebben.
Tja, je kon toen merken dat ze echt oud begonnen te worden, die oudjes.
Nu zijn wij zelf op een leeftijd dat we 'uit de kleine kinderen' zijn. Er is inmiddels voor mooie opvolging gezorgd, daar schrijf ik hier regelmatig over.
Nu waren wij ook toe aan wat nieuwe electronica. Videorecorders staan inmiddels in het museum vlak bij de platenspelers en radiomeubels.
Nee dit is de tijd van internet, appen, facebooken en twitteren. Ik doe daar overigens dapper aan mee.
Wij hebben (nog) niet zoveel met Spotify etc maar een eenvoudig te installeren home cinemaset kunnen we nog wel aan.
Dacht ik tenminste.
'Het spul' stond klaar en zoonlief die ons mooie meissie even kwam brengen voor de oma en opadag vanmorgen bood aan om even te helpen met installeren van het spul.
Nou ja, hij installeerde en ik stond erbij en keek ernaar. Eigenlijk was ik hem binnen 5 minuten al 'kwijt'.
Met soms nog een goedbedoelde suggestie van mijn kant, die eigenlijk geen zoden aan de dijk zette verliep alles vrij vlot al had ik bepaalde processen niet helemaal helder. Moest ook voor elk stekkertje mijn leesbril pakken.
Gelukkig ging er ook iets niet goed, dus morgen gaan we verder.
Alles dus maar teruggeduwd in het kastje.
Ik blijf er tot morgen maar af. Alles doet het maar moet nog even afgestemd, denk ik. Er is in ieder geval tv en ik heb drie afstandbedieningen die alledrie 'iets' doen.
De geschiedenis herhaalt zich dus. Zal vast nog wel eens gezegd worden. Ze worden echt oud, die oudjes. Voel nu zo goed wat pa vroeger moet hebben gevoeld, maar ook mijn opa.
Ben die kleine maar even gaan voorlezen voor het slapen gaan. Uit Nijntje, lekker grote letters dus kan zonder leesbril. Ieder zijn kwaliteit zeg maar. Ze slaapt inmiddels als een roosje.
Ben heel benieuwd welke apparatuur zij over 30 jaar gaat inregelen voor haar 'oudjes' 😉
Ook mijn ouders hadden een mooie Betamax. Konden daar weliswaar niet zo goed mee overweg. Ik had destijds alles voor ze geinstalleerd en mijn broer die een paar jaar jonger is en dus nog een tijdje thuisbleef wonen, hielp altijd wel effies als iets moest worden opgenomen.
Ondanks het fenomeen leesbril werd de Betamax nou niet bepaald mijn vaders ding. Mijn moeder had al helemaal niets met electronica. Dus broer regelde het instellen, programmeren etc.
Maar toen ook hij het nest verliet, werd er eigenlijk niet veel meer opgenomen of geprogrammeerd. Ja, als ze thuis waren keken ze de ene zender en namen de andere op. Het lukte gewoon niet meer. Best aandoenlijk eigenlijk. Vooral omdat mijn pa er soms over opschepte dat hij mijn opa en oma altijd moest helpen bij het gebruik van de cassetterecorder.
Wat hebben we ze daarmee geplaagd die oudjes. Konden we vooral pa lekker op de kast jagen met flauwe grappen over ouder worden.
Zelfs nu nog zijn verhalen daarover op menige verjaardag redenen om het weer eens met een big smile over 'toen' te hebben.
Tja, je kon toen merken dat ze echt oud begonnen te worden, die oudjes.
Nu zijn wij zelf op een leeftijd dat we 'uit de kleine kinderen' zijn. Er is inmiddels voor mooie opvolging gezorgd, daar schrijf ik hier regelmatig over.
Nu waren wij ook toe aan wat nieuwe electronica. Videorecorders staan inmiddels in het museum vlak bij de platenspelers en radiomeubels.
Nee dit is de tijd van internet, appen, facebooken en twitteren. Ik doe daar overigens dapper aan mee.
Wij hebben (nog) niet zoveel met Spotify etc maar een eenvoudig te installeren home cinemaset kunnen we nog wel aan.
Dacht ik tenminste.
'Het spul' stond klaar en zoonlief die ons mooie meissie even kwam brengen voor de oma en opadag vanmorgen bood aan om even te helpen met installeren van het spul.
Nou ja, hij installeerde en ik stond erbij en keek ernaar. Eigenlijk was ik hem binnen 5 minuten al 'kwijt'.
Met soms nog een goedbedoelde suggestie van mijn kant, die eigenlijk geen zoden aan de dijk zette verliep alles vrij vlot al had ik bepaalde processen niet helemaal helder. Moest ook voor elk stekkertje mijn leesbril pakken.
Gelukkig ging er ook iets niet goed, dus morgen gaan we verder.
Alles dus maar teruggeduwd in het kastje.
Ik blijf er tot morgen maar af. Alles doet het maar moet nog even afgestemd, denk ik. Er is in ieder geval tv en ik heb drie afstandbedieningen die alledrie 'iets' doen.
De geschiedenis herhaalt zich dus. Zal vast nog wel eens gezegd worden. Ze worden echt oud, die oudjes. Voel nu zo goed wat pa vroeger moet hebben gevoeld, maar ook mijn opa.
Ben die kleine maar even gaan voorlezen voor het slapen gaan. Uit Nijntje, lekker grote letters dus kan zonder leesbril. Ieder zijn kwaliteit zeg maar. Ze slaapt inmiddels als een roosje.
Ben heel benieuwd welke apparatuur zij over 30 jaar gaat inregelen voor haar 'oudjes' 😉
woensdag 6 september 2017
Iedereen heeft hier een naam
Iedereen heeft een naam.
Het moet ergens begin jaren ‘70 zijn geweest. Net als bijna ieder jongetje van bijna tien wilde ik ‘op voetballen’.
De westelijke tuinsteden van Amsterdam waren net gebouwd en veel amateurvoetbalclubs waren groeiende. Amsterdam had op dat moment twee profclubs. Ajax en DWS.
En juist dat DWS had op woensdagmiddag pupillen instuif. Ieder jongetje was welkom. Wat ik toen nog niet wist, was dat dit gewoon een voorloper was om talent te spotten voor het grotere werk.
Maar ja wat weet je als jochie van 10 eigenlijk wel. Zo trainden wij onder de bezielende leiding van de trainer ‘mijnheer’ Z. aan het sportpark op de Jan van Galenstraat.
Mijnheer, gewoon omdat een trainer nog een autoriteit was en die noemde je niet bij zijn voornaam.
Zelfs niet die keer dat een nieuwe trainer aan ons voorgesteld. Jongens, dit is mijnheer Bish, hij gaat jullie ook zo af en toe eens trainen.
Stanley Bish was toen al een profvoetballer met een behoorlijke staat van dienst, onder meer bij PSV, maar een behoorlijk stuk jonger dan mijnheer Z. Toen ik dit ’s avonds thuis vertelde legde mijn vader uit wie die Stanley Bish was. Trots dat ik was. !!
Stanley Bish kwam na die keer nog maar een paar keer bij onze groep, maar bleef ook voor mij en alle andere jongens, mijnheer Bish.
Op een woensdag stonden wij in de rij om ‘af te werken op de goal ‘ te oefenen. Een voor één speelde mijnheer Z. een bal in, die trouwens altijd op maat was. Opeens was er wat commotie.
Een van de jongetjes had een ander jongetje ‘die bruine “genoemd. Er waren in die tijd nauwelijks nog donkere mensen in het Amsterdamse straatbeeld, laat staan dat het walgelijke woord ‘ allochtoon ‘ al was uitgevonden.
Mijnheer Z. legde onmiddellijk de training stil. ‘Hoe noemde jij die jongen ? ‘vroeg hij aan het spelertje… Nou gewoon ‘die bruine’ wijzend op een jongen die naar later bleek uit Suriname kwam.
‘Luister jongens’, sprak Z. vaderlijk. ‘Iedereen heeft hier een naam’, zich wendend tot het donkere jochie. ‘Hoe heet je’ ? ‘Ik heet Edo’, antwoordde het mannetje. Oké jongens gewoon Edo dus !! Voor alle duidelijkheid, iedereen heeft hier een naam en niemand wordt hier naar zijn huidskleur genoemd, is dat duidelijk ?
Veertig Amsterdamse mannetjes knikte instemmend en eerlijk gezegd het ik het woordje ‘bruine’ daar nooit meer gehoord.
Gewoon omdat de trainer het had gezegd. Simpel eigenlijk die jaren 70...
Het moet ergens begin jaren ‘70 zijn geweest. Net als bijna ieder jongetje van bijna tien wilde ik ‘op voetballen’.
De westelijke tuinsteden van Amsterdam waren net gebouwd en veel amateurvoetbalclubs waren groeiende. Amsterdam had op dat moment twee profclubs. Ajax en DWS.
En juist dat DWS had op woensdagmiddag pupillen instuif. Ieder jongetje was welkom. Wat ik toen nog niet wist, was dat dit gewoon een voorloper was om talent te spotten voor het grotere werk.
Maar ja wat weet je als jochie van 10 eigenlijk wel. Zo trainden wij onder de bezielende leiding van de trainer ‘mijnheer’ Z. aan het sportpark op de Jan van Galenstraat.
Mijnheer, gewoon omdat een trainer nog een autoriteit was en die noemde je niet bij zijn voornaam.
Zelfs niet die keer dat een nieuwe trainer aan ons voorgesteld. Jongens, dit is mijnheer Bish, hij gaat jullie ook zo af en toe eens trainen.
Stanley Bish was toen al een profvoetballer met een behoorlijke staat van dienst, onder meer bij PSV, maar een behoorlijk stuk jonger dan mijnheer Z. Toen ik dit ’s avonds thuis vertelde legde mijn vader uit wie die Stanley Bish was. Trots dat ik was. !!
Stanley Bish kwam na die keer nog maar een paar keer bij onze groep, maar bleef ook voor mij en alle andere jongens, mijnheer Bish.
Op een woensdag stonden wij in de rij om ‘af te werken op de goal ‘ te oefenen. Een voor één speelde mijnheer Z. een bal in, die trouwens altijd op maat was. Opeens was er wat commotie.
Een van de jongetjes had een ander jongetje ‘die bruine “genoemd. Er waren in die tijd nauwelijks nog donkere mensen in het Amsterdamse straatbeeld, laat staan dat het walgelijke woord ‘ allochtoon ‘ al was uitgevonden.
Mijnheer Z. legde onmiddellijk de training stil. ‘Hoe noemde jij die jongen ? ‘vroeg hij aan het spelertje… Nou gewoon ‘die bruine’ wijzend op een jongen die naar later bleek uit Suriname kwam.
‘Luister jongens’, sprak Z. vaderlijk. ‘Iedereen heeft hier een naam’, zich wendend tot het donkere jochie. ‘Hoe heet je’ ? ‘Ik heet Edo’, antwoordde het mannetje. Oké jongens gewoon Edo dus !! Voor alle duidelijkheid, iedereen heeft hier een naam en niemand wordt hier naar zijn huidskleur genoemd, is dat duidelijk ?
Veertig Amsterdamse mannetjes knikte instemmend en eerlijk gezegd het ik het woordje ‘bruine’ daar nooit meer gehoord.
Gewoon omdat de trainer het had gezegd. Simpel eigenlijk die jaren 70...
vrijdag 1 september 2017
Tot het leven je scheidt...
Mijn leven lang ken ik ze al. Hij was de beste vriend van mijn pa en de broer van mijn ma. Werd uiteindelijk mijn oom en zijn vrouw mijn tante. Mijn ouders werden slechts 71. Mijn oom en tante zijn er nog steeds. Ze zijn al jaren samen en al jaren getrouwd. Toevallig dit jaar zestig om precies te zijn, terwijl wijzelf de vijfendertig aantikten.
We zien elkaar niet veel, hooguit twee of drie keer per jaar. Maar wel altijd even bellen met verjaardagen en zo. En af en toe sturen we even een fotootje van onze kleindochter, wat ze natuurlijk prachtig vinden.
Maar ze zijn in de tachtig en als ik daar ben zie ik gewoon een team. Helemaal op elkaar ingespeeld. Hebben slechts één blik nodig om elkaar te verstaan. Praten ook altijd met respect over elkaar. Ik weet niet hoe dat zit als de deur dicht is, want dat weet je van niemand, maar buiten een dolletje is er wederzijds respect, altijd.
In hen zie ik altijd een beetje mijn ouders terug. Zelfde generatie, zelfde buurt opgegroeid. Ze hebben altijd oprechte belangstelling. Voor mij, mijn vrouw, kind, schoonkind en kleinkind.
Gisteren belde ik. Mijn tante was jarig. Ik hoorde aan haar stem dat er ‘iets’ was. Eerst dankbaar voor mijn felicitatie. Daarna gelijk excuus, dat ze niet hadden gebeld op de eerste verjaardag van mijn kleindochter.
‘Ja jongen, sorry dat we niet hebben gebeld voor kleine moppie. Wat is het een scheetje om te zien toch. Trotse opa !! Maar je oom moest rond die tijd in de ‘opvang’. Waren we heel druk mee. Dus zijn we die kleine helemaal vergeten. Nou ja niet haar, maar haar verjaardag. Ik kon het allemaal niet maar handelen thuis. Er moest hulp komen. Vandaar die ‘opvang’. Vanavond mag hij hier, met de Kerst ook, maar hij moet weer terug.’
Ik hoor tranen in haar ietwat breekbare stem.
Nu is het zo dat mijn oom al een tijdje kwakkelt met z’n gezondheid. Kort na zijn tachtigste ernstige ziekte geconstateerd. Geopereerd. Daarna een lange periode van revalidatie, ziekenhuis in, ziekenhuis uit. Complicatie op complicatie. Nu ruim vijfentachtig jaar en altijd vrolijk, tenminste tegen mij. Maar ook reëel.
‘Het houdt een keer op jongen. Het is eigenlijk allemaal klote. Piesen, poepen niks gaat meer 'natuurlijk', vertelde hij mij ooit.
Iedereen wil oud worden, maar niemand wil het zo zijn. Maar ook hij is altijd belangstellend. Altijd al geweest. Nadat ik mijn tante een fijne avond heb gewenst, krijg ik ook hem nog even aan de lijn.
‘Hee jongen, leuk dat je belt. Ja ze zal het wel gezegd hebben ik zit in de ‘opvang’ tegenwoordig. Een soort verzorgingshuis. Ze kon het niet meer aan je tante.
Weet je, er moeten per dag een paar medische handelingen plaats vinden. De wijkverpleegster doet dat wel, maar je tante doet de rest. En dat werd te zwaar, vandaar deze gedwongen verhuizing. Ja, ik ben ook best lastig soms. Dat zit het me allemaal tegen en dat moet zij dat weer horen en dat zeg ik dan niet altijd even aardig. En dat verdient ze niet.’
Ik hoor nu ook tranen in zijn stem. Valt ook niet mee. Ruim zestig jaar samen en ineens super afhankelijk van elkaar. En ook ineens tijdelijk uit elkaar. Ik slik zelf even en voel mijn ogen vochtig worden. Ik vraag hoe het verder gaat.
‘Ja weet je, ik ben met vijfentachtig één van de jonkies daar. En buiten wat medische handelingen ben ik best nog wel goed. ’s Avonds na het eten gaat daar iedereen plat. Ik heb een eigen kamer, maar ik noem het een luxe cel. Heb TV en wat bandjes, maar alleen is maar alleen en erg stil ’s avonds. Dan mis je toch je eigen huis en vrouw. Dan ga ik ook maar om een uur of negen plat. Vind het maar niks. Maar ik mag met de Kerst weer even losgelaten worden en hoop eind januari weer terug te kunnen.’ besluit hij enigszins luchtig.
Ik zie ze in gedachten voor me. Hij inmiddels een breekbare oude man, lijkt erg op zijn pa, mijn opa. Zij altijd netjes verzorgd en altijd lief en zorgzaam. Super lieve mensen. Samen gewoon een topteam. Zoals ik ze al mijn leven lang ken.
En nu ineens op hun ouwe dag, zomaar door het leven gescheiden…
We zien elkaar niet veel, hooguit twee of drie keer per jaar. Maar wel altijd even bellen met verjaardagen en zo. En af en toe sturen we even een fotootje van onze kleindochter, wat ze natuurlijk prachtig vinden.
Maar ze zijn in de tachtig en als ik daar ben zie ik gewoon een team. Helemaal op elkaar ingespeeld. Hebben slechts één blik nodig om elkaar te verstaan. Praten ook altijd met respect over elkaar. Ik weet niet hoe dat zit als de deur dicht is, want dat weet je van niemand, maar buiten een dolletje is er wederzijds respect, altijd.
In hen zie ik altijd een beetje mijn ouders terug. Zelfde generatie, zelfde buurt opgegroeid. Ze hebben altijd oprechte belangstelling. Voor mij, mijn vrouw, kind, schoonkind en kleinkind.
Gisteren belde ik. Mijn tante was jarig. Ik hoorde aan haar stem dat er ‘iets’ was. Eerst dankbaar voor mijn felicitatie. Daarna gelijk excuus, dat ze niet hadden gebeld op de eerste verjaardag van mijn kleindochter.
‘Ja jongen, sorry dat we niet hebben gebeld voor kleine moppie. Wat is het een scheetje om te zien toch. Trotse opa !! Maar je oom moest rond die tijd in de ‘opvang’. Waren we heel druk mee. Dus zijn we die kleine helemaal vergeten. Nou ja niet haar, maar haar verjaardag. Ik kon het allemaal niet maar handelen thuis. Er moest hulp komen. Vandaar die ‘opvang’. Vanavond mag hij hier, met de Kerst ook, maar hij moet weer terug.’
Ik hoor tranen in haar ietwat breekbare stem.
Nu is het zo dat mijn oom al een tijdje kwakkelt met z’n gezondheid. Kort na zijn tachtigste ernstige ziekte geconstateerd. Geopereerd. Daarna een lange periode van revalidatie, ziekenhuis in, ziekenhuis uit. Complicatie op complicatie. Nu ruim vijfentachtig jaar en altijd vrolijk, tenminste tegen mij. Maar ook reëel.
‘Het houdt een keer op jongen. Het is eigenlijk allemaal klote. Piesen, poepen niks gaat meer 'natuurlijk', vertelde hij mij ooit.
Iedereen wil oud worden, maar niemand wil het zo zijn. Maar ook hij is altijd belangstellend. Altijd al geweest. Nadat ik mijn tante een fijne avond heb gewenst, krijg ik ook hem nog even aan de lijn.
‘Hee jongen, leuk dat je belt. Ja ze zal het wel gezegd hebben ik zit in de ‘opvang’ tegenwoordig. Een soort verzorgingshuis. Ze kon het niet meer aan je tante.
Weet je, er moeten per dag een paar medische handelingen plaats vinden. De wijkverpleegster doet dat wel, maar je tante doet de rest. En dat werd te zwaar, vandaar deze gedwongen verhuizing. Ja, ik ben ook best lastig soms. Dat zit het me allemaal tegen en dat moet zij dat weer horen en dat zeg ik dan niet altijd even aardig. En dat verdient ze niet.’
Ik hoor nu ook tranen in zijn stem. Valt ook niet mee. Ruim zestig jaar samen en ineens super afhankelijk van elkaar. En ook ineens tijdelijk uit elkaar. Ik slik zelf even en voel mijn ogen vochtig worden. Ik vraag hoe het verder gaat.
‘Ja weet je, ik ben met vijfentachtig één van de jonkies daar. En buiten wat medische handelingen ben ik best nog wel goed. ’s Avonds na het eten gaat daar iedereen plat. Ik heb een eigen kamer, maar ik noem het een luxe cel. Heb TV en wat bandjes, maar alleen is maar alleen en erg stil ’s avonds. Dan mis je toch je eigen huis en vrouw. Dan ga ik ook maar om een uur of negen plat. Vind het maar niks. Maar ik mag met de Kerst weer even losgelaten worden en hoop eind januari weer terug te kunnen.’ besluit hij enigszins luchtig.
Ik zie ze in gedachten voor me. Hij inmiddels een breekbare oude man, lijkt erg op zijn pa, mijn opa. Zij altijd netjes verzorgd en altijd lief en zorgzaam. Super lieve mensen. Samen gewoon een topteam. Zoals ik ze al mijn leven lang ken.
En nu ineens op hun ouwe dag, zomaar door het leven gescheiden…
Abonneren op:
Reacties (Atom)


