vrijdag 15 september 2017

Pa z'n gereeedschap was heilig...

Pa zijn gereedschap was heilig.

Van de week moest ik thuis even een klein klusje doen. Daarvoor heb ik een klein bakje met handgereedschap. Schroeftolletje, wat inbussleutels, doppen set, allemaal superhandig. Maar in het bakje zitten ook nog enige stukken handgereedschap die ooit van mijn pa waren, waaronder een paar beitels. Ineens gingen mijn gedachten ruim 45 jaar terug.

Het liep tegen het einde van de jaren zestig. Pa werkte als timmerman in de bouw. Pa was ambachtelijk opgeleid. Zonder elektrisch gereedschap. Ik meen me nog te herinneren dat hij hartstikke trots was op zijn eerste pompschroevendraaier, zeg maar de handmatige voorloper van de huidige elektrische schroeftol. Hij had geloof ik wel af en toe een elektrische boormachine, maar ook nog een zogenaamde booromslag.

Gewoon een mooi vak timmerman. Ik kan me ook goed herinneren dat mijn vader altijd naar hout rook als hij van zijn werk kwam. Er werd veel gezaagd, geboord, geschaafd gebeiteld. Timmerlieden hingen helemaal zelf deuren af. Vanaf het uitbeitelen van de plaats waar scharnierbladen later kwamen als het inzagen van een slot en het uiteindelijk pas schaven. Maakten zelf kozijnen alles met het handje.

Nu was het in de tijd zo dat er veel werd gebouwd in en om Amsterdam. De Westelijke tuinsteden groeiden als paddestoelen uit de grond. Op de plek waar nu de A10 ligt lag een hele dijk van zand onder andere afkomstig uit de huidige Sloterplas en wat verder richting de Zaanstreek kwam dit uit het Jagersveld.

Pa had een vaste gereedschapskist die verhuisde van bouw naar bouw. Liep een project ten einde, dan volgde ontslag, maar vrijwel op dezelfde dag werd een nieuwe baas gevonden. Zo ging dat toen. Soms misschien iets langer geen werk, dan kwam pa met zijn gereedschapskist naar huis maar hij was nooit lang zonder werk.

Ook was het in die jaren zo dat er flink werd bijgeklust ’s avonds en in de weekenden. Goede timmerlieden waren altijd wel ergens nodig. Om die reden had pa op zolder nog een flinke hoeveelheid handgereedschap. Hij onderhield dit zelf. Sleep zijn beitels, vijlde zijn zagen dat soort dingen. Goed gereedschap was toen ook al het halve werk. Maar goed gereedschap was ook toen al vrij prijzig. Pa was dus bloedzuinig op zijn gereedschap. Het was immers zijn brood. Maar ik was toen pas een jaar of acht en had daar helemaal geen verstand van.

Wij waren toen nog thuis met z’n vieren (die mooie zingende broer kwam later) en mijn jongere zus ging niet meer in de wandelwagen. Er was geen opvolgster dus de wandelwagen stond op zolder en moest eigenlijk weg.

Het was in die tijd erg in voor jongens in mijn straat om een karretje te hebben. Ze noemden het ook wel zeepkisten, maar in een kinderrijke buurt werd natuurlijk wel eens een wandelwagen afgedankt waardoor veel jongens zo’n kar hadden. En die wilde ik natuurlijk ook.

Zo kwam het dat ik op een regenachtige woensdagmiddag besloot om zelf eens zo’n kar te maken. Totaal verstoken van enig technisch inzicht toog ik naar zolder. Mijn moeder had het te druk met huishouden en ik heb vast iets gemompeld over een karretje.

Toen ik op zolder stond en de wandelwagen had ingeklapt kwam ik op het idee om maar eens te beginnen met het afzagen van de wielen. Die had ik immers nodig. Totaal geen plan gemaakt. Niet wetend hoe ik het zo moeten doen pakte ik één van pa’s zagen van de muur en begon.

Dat viel tegen. Er was geen doorkomen aan. Misschien was de zaag wel niet goed. Ik probeerde een andere. Ook deze werkte niet. Er ontstond wel een klein gleufje in het ijzer van de assen, maar eraf gingen de wielen niet.

Dan maar eens kijken of losschroeven ging. Maar ja, pa had veel schroevendraaiers hangen maar steeds braken ze. Na een uurtje of wat gaf ik het op. ‘het lukt niet hoor, dat karretje,’ zei ik tegen mijn moeder. ‘Vraag pappa anders maar even vanavond’ stelde mijn moeder mij gerust.

Het werd beter weer en ik ging buiten spelen. Tegen vijven kwam mijn pa thuis. Volgens mij reed hij destijds op een Solex. Lang niet iedereen had een auto. Wij ook niet. Toen we aan tafel zaten vroeg pa of ik nog wat leuks gedaan had. Vol enthousiasme, ik was nog maar acht hè, vertelde ik over mijn mislukte bouwplannen. Vroeg nog doodleuk of zagen altijd zo moeilijk ging en waarom die schroevendraaiers steeds afbraken.

Ik weet het niet meer zeker, maar volgens mij zag ik mijn vader van kleur verschieten. 'Eeh… er liggen boven geen schroevendraaiers. En…je hebt toch wel een ijzerzaag gebruikt?'
Direct naar het eten ging pa naar boven. Ik er achteraan. Bleek ik dus achtereenvolgens een kapzaag en een toffelzaag te hebben genekt. Geen tand meer op te bekennen. En zeker vier beitels naar de Filistijnen.

Gek genoeg werd hij niet boos. ‘Ik had het tegen mamma gezegd hoor, ’ begon ik nog triomfantelijk.
‘Effe één ding,’ zei hij. ‘Kom nooit, maar dan ook nooit meer aan mijn gereedschap zonder het eerst aan mij te vragen.’ Die beitels kan ik nog wel slijpen. Maar die zagen doen het nooit meer. Ik bood hem een deel van mijn spaarpot. Maar dat hoefde ook weer niet.

‘Moet je horen’ zei hij. ‘Zaterdag ben ik vrij, dan gaan wij samen een kar maken. Maar tot dan blijf je overal vanaf oké ?’ ‘Ja pap,’ zei ik braaf.

Die zaterdag daarop bouwden wij samen, nou ja hij bouwde en ik keek, de mooiste kar van de straat. Hij had nog ergens een Volkswagen kever stuur op de kop getikt. Met een bepaalde constructie had ik dus een heus autostuur op mijn kar. Die had mooi niemand. En het was gelijk een wijze les.

Pa’s gereedschap was namelijk heilig.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten